Formatie van Maassluis
Coarsening upward. Verfijning van zuidoost naar noordwest. Grijs uiterst fijn tot matig grof zand (63-300 µm), doorgaans glimmer-, kalk- en schelphoudend en glauconietarm. Ingeschakelde licht- tot donkergrijze klei, veelal siltig of zandig, glimmer- en kalkhoudend, met mariene schelpen. Lokaal, grind aan de basis. Aan de top, zowel zoetwater- als mariene schelpen.
Ondiep marien kustnabij (verondieping; grofst in de kustzone).
Veelal, geleidelijke overgang naar iets fijner en meer glauconiethoudend ondiep marien zand (Formatie van Oosterhout). Scherp contact met mariene klei (Laagpakket van Wouw, Formatie van Oosterhout) of met kalkloos kustnabij en deltazand en -grind (Formatie van Peize).
Scherp, lokaal erosief contact met fluviatiel en estuarien zand en klei met weinig mariene schelpen (Formaties van Peize en Waalre). Diffuse overgang waar omgewerkte Maassluis schelpen zijn ingemengd in deze bovenliggende eenheden. Erosief contact met sub- en proglaciaal zand (Formatie van Peelo) of met klastisch getijsediment (Formatie van Naaldwijk).
Noordzee: Westkapelle Ground Formatie (gedefinieerd en gekarteerd in samenspraak met de Britse Geologische Dienst; Cameron et al. 1984); VK: mogelijke equivalenten zijn de Red Crag en Norwich Crag Formaties (Mathers & Zalasiewicz 1988; Gibbard et al. 1998); DUI: afwezig; BEL: Formaties van Merksplas en Lillo (Vernes et al 2018).